Terra'rium, o. -s en -'ria (Lat. bak met aarde, waarin men reptielen houdt om die gade te slaan). Een man is plotseling van de aardbodem verdwenen. Een hippiemeisje verliest zich in haar vrijheid. De diefstal van een schilderij confronteert oude vrienden met een geschonden levensideaal. Een jonge kunstschilder vernielt liet meesterwerk van zijn vader en vlucht. Tussen een opgejaagde rugzakker en een Tsjech die op een tropisch eiland een nieuw bestaan opbouwde, ontstaat een dubbelzinnige verhouding. De vijf verhalen in Gods terrarium laten zich lezen als één lange zoektocht naar betekenis en vervulling, waarbij de personages steeds weer op onvermogen stuiten. In de loop van de verhalen dringt liet besef door dat wie zoekt, bereid moet zijn te vinden en consequenties te aanvaarden.