Het is januari 1924. Eén jaar daarvoor is het centrum van de antroposofische beweging, het door Steiner ontworpen Goetheanum, in vlammen opgegaan. Het drama heeft een diepgaande bezinning op gang gebracht over de plaats van de antroposofie in de wereld. Het eerste resultaat daarvan is de grondige vernieuwing van de antroposofische vereniging (tijdens de zogenaamde Kerstbijeenkomst van 1923). Onmiddellijk hierna kondigt Rudolf Steiner een nieuwe reeks voordrachten aan. De titel luidt Antroposofie - een verrassende titel, aangezien de meeste van zijn toehoorders al jarenlang zijn antroposofische voordrachten volgen. Maar Steiner laat er geen misverstand over bestaan wat hij wil: de Antroposofie opnieuw formuleren in de taal van deze tijd. In deze negen voordrachten laat hij zien hoe je, uitgaand van de ervaringen die mensen nu hebben, wegen kunt vinden naar en in de spirituele dimensie van het leven. Het resultaat is geen abstracte 'inleiding in de Antroposofie', maar een levendige en originele 'reisbeschrijving' door de gebieden van het geestelijk inzicht. Het nawoord van Jelle van der Meulen belicht de historische achtergrond van de voordrachten en plaatst ze in de spirituele situatie van deze tijd.