'De moshpit. Daarin rammen we tegen elkaar aan, over elkaar heen, grijpen de eerste de beste in de omgeving vast om al springend een woeste vreugdedans door de hele zaal te beginnen, een dans die altijd op de grond eindigt, waarna er tien man overheen struikelen en een wriemelende rugbyhoop vormen. We pellen elkaar weer los, beuken, rennen, worstelen, onkwetsbaar door het bier en de adrenaline, niets voelen we, dat komt morgen pas, morgen bestaat niet...' De ondergrondse muziekwereld van Amsterdam in de jaren tachtig is het decor van Grafherrie, de eerste echte punkroman over de Amsterdamse scene. In kelders, in kraakpanden en in afgelegen fabriekshallen huizen obscure clubjes muziekliefhebbers met hun eigen rituelen, kleding en morele codes. Grafherrie schetst in een meelevende en snelle stijl de concerten van die tijd. Van betonpunk tot dark electro, van folkmetal tot industrial, als het maar knarst en kraakt, als het maar eigenwijs en onbekend is. Grafherrie is een persoonlijk verslag rechtstreeks vanuit de moshpits van de punks, vanuit illegale concertzalen waar neocommunistische bands het volk bestoken, van achter de draaitafels op hippe modefeesten. En voortdurend is de stad Amsterdam dreigend op de achtergrond aanwezig.