Titus is nog een kind als zijn grootvader hem meeneemt naar een pas overleden man. Bang en nieuwsgierig tegelijk kijkt de jongen naar het lijk, terwijl zijn grootvader een verhaal vertelt over goed en slecht bloed. De gebeurtenis blijft Titus zijn hele leven bij en zijn fascinatie voor bloed groeit. Zijn studie geneeskunde geeft hem de kans zich te verdiepen in de geheimen van de rode vloeistof. Dan blijkt dat het meisje Roos op wie hij verliefd is een zeldzameafwijking aan het bloed heeft. Het maakt haar wanhopig dat niemand kan ontdekken wat er aan de hand is. Titus doet alles om de oorzaak te achterhalen, in de hoop dat hij daarmee Roos voor zich kan winnen.