'Ze ademden zwaar. Ze roken sterk. Het was warm, de hitte en de transpiratiegeur van hun lijven hadden de kamer tot een ware hamam gemaakt. Ze spuugden in hun handen. Ze lachten. Ze spraken niet. Ze zaten allemaal aan me. Allemaal.' 'Arabische melancholie' begint met een herinnering aan een bijna-verkrachting, die bij de 12-jarige Abdellah een scala van verwarde gevoelens oproept. Hij raakt buiten bewustzijn en staat weer op; die scène is grondpatroon voor alles wat hij later meemaakt en waarvan hij in deze dagboekachtige roman vol erotiek en tederheid weer op een adembenemende manier verslag doet. In zijn vorige roman, 'Broederliefde', schreef Abdellah Taïa over zijn jeugd in Marokko, omringd door zijn familie, over zijn liefde voor zijn oudere broer en zijn nieuwe leven in Frankrijk. Ook in Arabische melancholie is Taïa weer ‘het gezicht van een samenleving die op twee snelheden draait’ (NRC Handelsblad).