‘Blijf je kijken, zul je ervan houden’. In Hemelsblauw bezingt Jan Lauwereyns het pure spectrum van de regenboog. Niets is zwart en alles draagt bij tot wit, van de beenharde wijsheid van orka’s tot de meedogenloze trouw van korenbloemen. Lauwereyns durft zich te laten ontroeren, zoals in een verhalend gedicht over de bejaarde meneer Nakazato die met hart en ziel de oeroude boom in zijn tuin optuigt. Van wie is de natuur, van ons of van niemand? Hemelsblauw is ook een bundel over de schakeringen van de liefde: ‘Hoor je het al?/ Kloppen opnieuw/ Je woorden, het honen/ Wat mij opwindt/ Gif door mijn hoofd’.