In Het arsenaal toont J. Eijkelboom zich een vitaler en weerbaarder dichter dan ooit. Herinneringen nemen in de bundel een cruciale plaats in, maar het is geen weemoed die de boventoon voert. In Het arsenaal is het geheugen eerder een voorraadkamer die voeding geeft aan het besef van aanwezigheid in het heden dan een vat vol weemoed. Want zo functioneert bij Eijkelboom de poëzie: als iets heerlijks dat openklapt "tussen tong en verhemelte".