In 1989 vertrekken Hugo Tempelman en zijn vrouw Liesje naar Zuid-Afrika om te gaan werken in een staatsziekenhuis van het apartheidsregime. Vlak na de vrijlating van Mandela stapt het echtpaar in Apeldoorn in hun omgebouwde jeep en arriveert, na een zwerftocht van negen maanden door Afrika, bij het plattelandsziekenhuis van 'thuisland' KwaNdebele. Hugo gaat aan de slag met kogelwonden, ondefinieerbare infecties, gecompliceerde bevallingen en amputaties. 'Pure zelfmoord' fluistert het 'blanke' dorp Groblersdal als Hugo en Liesje, nota bene in het onzekere verkiezingsjaar 1994, besluiten eigenhandig een privékliniek te bouwen midden in township Elandsdoorn. Wat begint als een soort huisartsenpost, groeit uit tot de spil van de gemeenschap. Dankzij morele en financiële ondersteuning vanuit Nederland slagen zij erin de lokale economie in Elandsdoorn aan te zwengelen: een bakkerij, vuilophaaldienst, postkantoor, computerschool, laboratorium en voedingsklinieken schieten als paddenstoelen uit de grond. Arts in Afrika vertelt hun verhaal.