Dit gnostische geschrift werd eind 18e eeuw ontdekt. Het evangelie begint waar de canonieke evangeliën eindigen: na Jezus' opstanding. Het zijn gesprekken van Jezus met zijn discipelen, met name ook met Maria, waarbij Jezus de gang van de Pistis Sophia door de sferen uitlegt. Daar dit geschrift vóór de vondst van de Nag Hammadi-boekrollen een van de zeer weinige geschriften van gnostieke aard was, heeft het vele onderzoekers, waaronder H. P. Blavatsky, sterk beïnvloed. Jacob Slavenburg zegt in zijn Woord vooraf: “Een eeuw lang lag dit Koptische geschrift onopgemerkt in het British Museum. Pas toen in de 19e eeuw de belangstelling voor gnosis toenam, verschenen de eerste vertalingen. Na de belangrijkste gnostische vondst in de vorige eeuw van de Nag Hammadi-geschriften, raakte de Pistis Sophia wat op de achtergrond, maar daar is verandering in gekomen.Zowel bij wetenschappers als bij geïnteresseerde leken neemt de belangstelling voor de fascinerende tekst van de Pistis Sophia duidelijk toe. Juist de door de Nag Hammadi-vondst opgedane en verrijkte kennis maakt het mogelijk met nieuwe ogen naar de Pistis Sophia te kijken.†De uitgave omvat 6 “Boekenâ€, 147 hoofdstukken. J. van Rijckenborgh die, in een andere uitgave van de Rozekruis Pers, het 1e Boek (t/m hfdst. 62) van zeer verrijkende esoterische commentaren heeft voorzien, zegt over dit Evangelie: “De Pistis Sophia is de aanduiding van de naar wijsheid, naar bevrijding dorstende ziel; de ziel die ontdekt heeft dat de natuur des doods onmogelijk de Godsnatuur kan zijn. Die ziel die van binnenuit ervaren heeft dat de dialectiek een begoocheling zonder einde is en die dus volkomen afwijzend staat tegenover de verschijnende natuurorde met haar 12 eonen."