Bijna vijfentwintig jaar geleden sloot Farah Karimi zich als dochter van een onteigende landeigenaar enthousiast aan bij de revolutie van ayatollah Khomeini in Iran. Net als tienduizenden jongeren geloofde ze in een socialistische, revolutionaire interpretatie van de islam. Maar het was de fundamentalistische politieke islam die de macht greep, en Farah ging in de oppositie. Een paar jaar lang leefde en werkte ze ondergronds, maar toen het regime steeds genadelozer optrad moest ze halsoverkop het land verlaten. Met haar pasgeboren zoontje vluchtte ze over de bergen van Koerdistan naar Irak, en vandaar naar Europa. Ze sloot zich aan bij de oppositie in ballingschap. Na herhaalde pogingen tot ontvoering van haar zoontje door haar ex-man en de dood van haar jongere zus tijdens een militaire actie in Iran wilde ze niets meer met haar geboorteland te maken hebben. Ze vertrok naar Nederland, studeerde in Groningen en leidde in Utrecht een organisatie van migrantenvrouwen. In 1998 belandde ze in de Tweede Kamer, als eerste Iraanse volksvertegenwoordiger in het buitenland. En toen kwam 11 september 2001, en de nachtmerries. Farah, buitenlandwoordvoerder van GroenLinks, pleitte overdag voor democratisering in het Midden-Oosten en een hard antwoord op het fundamentalisme. Maar 's nachts was ze weer in de gevangenis in Teheran. In Het geheim van het vuur vertelt Farah Karimi helder en strijdvaardig over haar idealen, angsten en overtuigingen. Haar politieke en haar persoonlijke leven lopen naadloos in elkaar over. Samen met Chris Keulemans reisde ze in de zomer van 2004 door Iran, zodat het boek niet alleen een terugblik bevat op haar jeugd, maar ook een commentaar is op het huidige Iran.