Filosoof Jacques De Visscher onderneemt in dit boek een boeiende poging tot beschrijving en duiding van het bizarre, misplaatste, potsierlijke, smakeloze, tragikomische, absurde - kortom het groteske in het menselijk bestaan. Hierbij maakt hij gebruik van treffende fragmenten uit zowel antieke en middeleeuwse romans, waaronder Apuleius' 'Gouden ezel' en 'Van den vos Reynaerde', als uit de premoderne en moderne literatuur, waaronder werk van Rabelais, Cervantes, Flaubert en Kafka. Ook het filmoeuvre van Federico Fellini en de Peanuts-strip van Charles M. Schulz blijken voor de auteur hierbij een onuitputtelijke bron van inspiratie te zijn. Een boek over de vaak even hilarische als tragische kanten van het menselijk tekort, over de comédie humaine zoals die wezenlijk deel uitmaakt van de condition humaine.