‘Meneer Linh luistert naar de stem van de dikke man, de stem die hem zo vertrouwd is, ook al zegt hij dingen die hij niet begrijpt. De stem van zijn vriend is diep en hees. Hij lijkt langs stenen en enorme rotsblokken te schuren, als een beek die van de berg afstroomt en in de vallei pas hoorbaar wordt, lacht, af en toe kreunt, en hardop praat. Een muziek die bij het hele leven hoort, bij de zachtheid én de scherpe kanten ervan.’ Meneer Linh ontvlucht zijn door oorlog geteisterde land, op zoek naar een betere toekomst voor zijn kleindochter. Zijn kamergenoten in het asielzoekerscentrum drijven de spot met zijn liefdevolle aandacht voor het kleine meisje. Meneer Linh voelt zich niet thuis in het vreemde land, tot hij op een dag meneer Bark ontmoet. Deze praat over zijn vrouw die kort daarvoor is overleden. Meneer Linh verstaat hem niet maar hij luistert, met zijn kleine meisje op schoot. De twee rouwende mannen vinden troost in elkaars gezelschap en er ontstaat een innige vriendschap die alle taalbarrières overstijgt. Maar op een dag worden meneer Linh en zijn kleindochter plotseling overgeplaatst naar een gesloten inrichting, elders in de stad. Hoe moet hij nu zijn vriend terugvinden? Met gevaar voor eigen leven onderneemt hij een ontsnappingspoging, die uitmondt in een dramatische ontknoping. Het kleine meisje van meneer Linh is Claudels ontroerendste en meest tedere boek tot nu toe, geschreven in een taal die schittert van eenvoud en zeggingskracht.