Prof. Waddington heeft met dit beknopte boek een brug geslagen over een gedeelte van de kloof waardoor, naar men zegt, twee culturen, die van de natuur- en die van de geesteswetenschappen, worden gescheiden. Het is opgebouwd op een reeks colleges die de schrijver gegeven heeft aan studenten en docenten van alle faculteiten aan de Westindische universiteit van Kingston op Jamaica. Hij laat zien hoeveel de moderne biologie heeft te bieden, waard om ter harte genomen te worden door ieder ontwikkeld mens van deze tijd. Het behandelde probleem is: hoe zien wij heden ten dagen de vragen betreffende de aard van het leven, waarover men reeds vanaf de tijd van de Griekse beschaving van gedachten heeft gewisseld. Is het leven louter een zaak van chemische werking, gezien vooral de complexiteit ervan? Of is het biologische geheel van organismen iets wat volkomen afwijkt van alle niet-levende processen? Wat kan in deze wereld van "denkende machines" en geleide projectielen de oude vraag nog voor zin hebben, of het leven doelgericht is of afhankelijk van louter toeval? Is het probleem van de vrije wil alleen opgekomen uit een chaotisch gebruik van woorden? Of ligt de oplossing hiervan besloten in de fysica, in de recente theorieën betreffende de gedragingen van elementaire deeltjes? Vanzelfsprekend kan de biologie niet de definitieve antwoorden verschaffen op deze aloude raadsels. Maar zij kan er zeker nieuw licht op werpen; en ieder die nadenkt over zichzelf en zijn natuur vindt hier veel dat de overweging waard is.