Uit alle hoeken en gaten van de geschiedenis leent Piet Meeuse de decors voor zijn verhalen: of het nu het Rome van keizer Claudius is, het strijdperk van een middeleeuws riddertoernooi, een notariskantoor op Wall street of een woonkeuken in Grutteveen. Er wordt gemoord, geplunderd en ten hemel gevaren, maar ook geblowd, geïntrigeerd en gestreden. Piet Meeuse doet dat in Het lied van de ezelin met aanstekelijk plezier, en vindt al doende een heel eigen soort korte verhalen uit, waarin en passant lichtvoetig gestoeid wordt met gegevens uit geschiedenis, literatuur en filosofie.