Na vijfendertig jaar keert de verteller samen met zijn jonge geliefde, ‘het meisje met de mooiste heupen’, terug naar de Kapotte Stad, de plek van zijn jeugd. In een groot wit huis met een hartvormig zwembad denkt hij in alle rust een boek te kunnen schrijven over een bevriende dichter die zelfmoord pleegde. In plaats daarvan wordt hij meegezogen in het lot van zijn aftakelende ouders en al snel verlaat ‘het meisje met de mooiste heupen’ hem. Hun verstandhouding blijkt onherstelbaar verwoest. Teruggeworpen op zichzelf maakt hij de balans op van zijn leven.