Schilder Peter Wihl wordt vijftig jaar en staat te trappelen om een nieuwe tentoonstelling te openen. Zijn galeriehouder is minder enthousiast. Peter zal met iets nieuws moeten komen. Op het oude werk, dat voornamelijk uit geschilderde lichaamsdelen bestaat, zit niemand meer te wachten. Als Peter bezig is de schilderijen voor de tentoonstelling te verzamelen, merkt hij dat zijn gezichtsvermogen afneemt. Hij doet alles om te voorkomen dat hij niet meer zou kunnen schilderen en sluit een pact met de duivel, die zich in de persoon van een louche oogarts aankondigt. En inderdaad, Peter krijgt zijn gezichtsvermogen terug en slaagt erin prachtige portretten te maken, waarvoor zijn zesjarige dochter model zit. Maar dan wil de oogarts de rekening vereffenen.