Tot aan de twintigste eeuw plachten keizers, koningen en regenten hun macht zichtbaar te maken door middel van beelden, schilderijen en monumenten. Karel de Grote versleepte zuilen van klassieke tempels uit Italië naar Aken voor de inrichting van zijn paltskapel om duidelijk te maken dat de macht van het Romeinse rijk overgegaan was op het zijne. In de zeventiende eeuw bestelden de leden van de schutterij van de Hollandse steden portretten om hun aanzien te vergroten, waarbij er op gelet werd dat zij allemaal op dezelfde schaal werden afgebeeld. Met het schilderij van Amsterdam tijdens de Inlijving demonstreerde Napoleon de nieuwe onderworpenheid van de burgemeesters aan het Franse gezag. De politieke geschiedenis van Nederland laat zich dan ook heel goed aanschouwelijk maken aan de hand van beelden, documenten, voorwerpen en schilderijen. In Het Nederlands Museum schetst Thomas von der Dunk een fictief beeld van het ideale historisch museum, waarin de vaderlandse geschiedenis tot leven wordt gebracht: met behulp van tekeningen, schilderijen en plattegronden wordt de lezer door het verleden van ons land geleid. De standbeelden van Marcus Aurelius (waarvan men dacht dat het Constantijn was) en de voorvaderen van de Habsburgse keizers, de Acte van Verlatinge, het stokje van Oldenbarnevelt en de grote wandschilderingen met de Europese staatslieden op het Congres van Wenen in 1815 behoren tot de meest spectaculaire stukken van de imaginaire collectie. Zij illustreren hoe in dit boek de Nederlandse geschiedenis tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in Europa op een informatieve wijze in beeld wordt gebracht. Thomas von der Dunk (1961) is cultuurhistoricus. Eerder publiceerde hij onder andere De schaduw van het Teutoburgerwoud. Een Duitse politieke zedenschets van tien eeuwen en bij Van Gennep verscheen onlangs Buiten is het koud en guur.