In 1968 wordt de zigeuner Santiago Herrero opgepakt door de Guardia Civil en valselijk beschuldigd van drugshandel. Zes weken later blijken zijn vrouw en zoontje spoorloos verdwenen. Zonder enige kennis van de kaart van Europa begint Santiago een wanhopige odyssee om ze te vinden. Via Parijs belandt hij in de kunstenaarskringen van Zweden, waar hij werkt als smid en leert lezen en schrijven. Na twaalf jaar besluit hij terug te keren naar Spanje, maar onderweg strandt hij in Amsterdam, waar hij Ramon Gieling ontmoet. Terug in Sevilla begint hij een smederij die het trefpunt van flamencozangers, zwerfhonden en dansers zal worden. De nachten zijn er eindeloos en de bekers ziltdroge manzanilla bodemloos. Maar het leven begint gevaarlijk te worden. En dan, dertig jaar na de verdwijning van vrouw en kind, doet hij een schokkende ontdekking. Het ondankbare verleden van Santiago Herrero is een waargebeurd verhaal, de getuigenis van een verloren gemeenschap en de rauwe stem van het noodlot. '