In haar eerste roman in verzen overbrugt Anne Carson de kloof tussen poëzie en proza door een meeslepende zielenreis te beschrijven van een gevleugeld monster dat Gerion heet. Carson gaat uit van een aantal gedichtfragmenten van de Griekse klassieke schrijver Stesíchorus over een van de werken van Herakles, waarin ook Gerion voorkomt, 'een monster aan wie alles rood was', en weeft vervolgens een fantastisch web rond deze oude mythe. Gerion wordt als kleine jongen gepest en getreiterd door zijn broer. Hij ontsnapt naar de wereld van de fotografie en wordt verliefd op Herakles - een schitterende jongeman die hem verlaat juist als de liefde hartstochtelijker is dan ooit. Gerion trekt zich nog meer terug in de wereld die hij met zijn camera creëert, totdat zijn glazen huis plotseling wordt verbrijzeld door de terugkeer van Herakles.