Twee mannen op leeftijd lopen elkaar tegen het lijf: Tol orgeldraaier, en zijn oude kennis Peereboom. Ze gaan erbij zitten om een sigaret te roken – of tenminste, om daartoe een poging te doen – en halen herinneringen op – of tenminste, doen daartoe een poging. Al keuvelend reiken ze, tevergeefs, naar het verloren paradijs van hun jeugd.