Gyuri Azarel is de zoon van moderne rabbijn in een Hongaars provinciestadje aan het begin van de 20ste eeuw. Opa Jeremiah, Gyuri's opa en een orthodoxe fanaticus, neemt zijn kleinzoon onder zijn hoede en wil hem op de 'juiste' manier opvoeden. Gyuri ervaart zo het ultraorthodoxe leven, totdat de oude man op een morgen niet meer wakker wordt. Gyuri komt terug bij zijn ouders en broer en zus, maar heeft moeite zich aan te passen; hij verwacht onvoorwaardelijke liefde, maar krijgt die niet. Hij wil vrienden maken op school, maar weet niet hoe. En hij wil dat zijn leraar vragen over God beantwoordt, maar voor een zoon van een rabbijn zijn zijn twijfels onacceptabel. De jonge Gyuri komt in conflict met zijn vader en zijn religie als hij gedwongen wordt te geloven in een God waar hij geen heil in ziet. Azarel was bijna, tezamen met zijn schepper, verdwenen in de vlammen van Hitlers holocaust. Vijfenzestig jaar na de eerste publicatie krijgt deze roman, van een van de grootste Hongaarse schrijvers, alsnog de internationale status van meesterwerk toebedeeld en wordt hij geplaatst naast Gloed van Sándor Márai en het werk van Imre Kertèsz, Franz Kafka, Isaak Babel en I.B. Singer.