Tijdens zijn toespraak op een receptie verliest Wolter Greve de macht over zijn woorden. Korte tijd heeft hij geen besef meer van plaats en tijd. Nog voor de arts arriveert vlucht hij. Hij zwerft een nacht en een dag rond in en om de stad Haarlem, het decor van zijn streng gelovige jeugd. Ontregeld en kwetsbaar ziet Wolter hoe sporen uit zijn kindertijd zich vermengen met lijnen in zijn huidige leven.