Zoals in sprookjes deuren openzwaaien als je de toverspreuk eenmaal gevonden hebt, zo biedt de taal misschien bezweringsformules om vat te krijgen op de werkelijkheid. In deze bundel stukken, ogenschijnlijk losstaand van elkaar, is Manon Uphoff daarnaar op zoek, even eigenzinnig als onderhoudend. Hoe mooi zou het zijn de wereld te vangen in een volmaakt spiegelbeeld. Dat dit een illusie is, mag niet deren: want wat een magische schittering biedt de handvol splinters die de auteur ons hier aanreikt. 'Hij zegt dat ik niet dansen kan' bevestigt Uphoffs kostelijke verteltalent en haarscherp observatievermogen, en toont bovenal haar sterke drang een vinger te krijgen achter het leven, dat overal en altijd vol tegenstrijdigheden is, en oorzaak kent noch gevolg.