Het is de tweede eeuw. Het Romeinse Rijk wordt bestuurd door keizers die een capabele persoon als zoon en opvolger adopteren en daarmee voor vrede, welvaart en stabiliteit zorgen. Daarna zitten gedurende meer dan honderd jaar voornamelijk rivaliserende generaals op het pluche, soms afgewisseld door een onbekwame zoon, een perverse krankzinnige of een oude senator. Regelmatig grijpen aan de randen van het rijk tegenkeizers de macht. Hun biografieën zijn verzameld in de Historia Augusta, waarschijnlijk ontstaan tegen het eind van de vierde eeuw. De historische betrouwbaarheid ervan lijkt dubieus: veel nevenfiguren en ‘officiële’ stukken zijn fictief. Daarnaast verwachtte men in de oudheid van biografieën iets anders dan van geschiedschrijving: belangrijk is de beschrijving van het karakter en de levenswijze van de hoofdfiguur. Over veel van de besproken personen hebben we nauwelijks ander bronnenmateriaal, zodat de Historia nog altijd van belang is voor historici. Verder vertelt het boek over het dagelijks leven in het Romeinse Rijk, de politieke besluitvorming, een senaat die verwordt tot een verzameling hielenlikkers, conflicten met buurlanden en binnenvallende volkeren. De rust keert pas weer aan het eind van de derde eeuw, wanneer het rijk gesplitst wordt in een oostelijk en westelijk deel met elk een eigen keizer. John Nagelkerken (1945), classicus, heeft eerder vertalingen gepubliceerd van werk van Tibullus, Ovidius, Phaedrus, Xenofon, Apollodorus en Seneca. Jona Lendering is als historicus werkzaam bij Livius. Zijn laatste boek, De klad in de klassieken, werd door het NRC Handelsblad getypeerd als ‘een liefdevolle beschrijving van de bestudering van de Oudheid’.