Brassinga's vijfde, ofwel lustrumdebuut (elke dichtbundel is een nieuw begin) geeft huisraad: 'een door een niet-vak-man/vrouw gegeven raad'. De niet bepaald praktische wenken in deze bundel zijn dan ook gericht aan niet-vaklieden, radeloos en wel. Immers, tegenover de dood van dierbaren staat vrijwel iedereen als een volslagen amateur. Liefhebbend, en met lege handen, belast met de taak een nieuw leven te beginnen vol gemis, zwaar als een karrenpaard dat moet leren vliegen.