Skeled is een ruim zestig jaar oude boom. Ze staat in Riekelt (Rijckholt), tegenover het kapelletje op een kruispunt dat de velden van het bos scheidt. Mensen uit het katholieke Limburgse dorpje komen graag op het bankje naast haar zitten en vertrouwen haar hun geheimen toe. De boom is als een moeder voor ze, waar je je verborgen rouw aan kunt toevertrouwen, zonder dat ze oordeelt. Skeled is tevreden en dankbaar met haar taak als luisterboom en schuilboom. Eigenlijk vindt ze maar één ding jammer: dat ze niet kan praten. Haar vader kan niet van haar afblijven. Moeder-overste slaat haar met de geselroede en komt haar vervolgens elke avond na het laatste gebed met helende zalf insmeren. Ze vindt troost bij haar biechtvader. Totdat zuster Edelfrida voor dertig jaar wordt verbannen naar IJsland. Haar geheim moet ten koste van alles een geheim blijven. Een Nederlands meisje raakt op de lagere school verliefd op Koosje, een Ambonees. Ze zijn onafscheidelijk, maar opeens wordt ‘het kamp’ waar hij woont ‘opgeruimd’. Een paar jaar later vinden ze elkaar terug en maken plannen voor een gezamenlijke toekomst. Dan slaat het noodlot keihard toe. Toffel is een imaginaire vriend van een kind dat bruidje wil zijn in een feestelijke processie. Maar ze krijgt te horen dat dit alleen is voorbehouden aan ‘schone’ kinderen. Op school wordt ze gepest. Zelfs de nonnen doen daar aan mee. Wat is er mis met haar, waarom is zij de schande van het dorp? In deze prachtige verhalenbundel toont Maria Scheres haar talent als verteller. Subtiel, spannend, soepel geschreven.