Als Kirov, de rechterhand van Stalin, in 1934 wordt vermoord, vormt dat het begin van een nieuw tijdperk. Hoewel Kirov is gedood door één man, Nikolajev, vermoedt Stalin een samenzwering. Onder dwang bekent Nikolajev en hij sleept velen mee in zijn dood. Te midden van de grote politieke ontwikkelingen bevindt zich schoonmaakster Irina Davidovna, die in de turbulente tijden de levens van de mensen in Leningrad beschouwt. Politici, anticommunisten, samenzweerders en soldaten, echtgenotes en kinderen, iedereen raakt verstrikt in het tijdsgewricht. De wijze, ironische Irina maakt ons duidelijk dat naastenliefde krachtiger en dieper is dan de blinde loyaliteit aan een idee.