Incantaties, incarnaties, zielsverhuizingen. Ze vormen de kern van de gedichten van Hans Dekkers, waarin nieuwe en verloren werelden worden op- en aangeroepen. Met een gulzigheid die het lege heden moet vullen wordt het verleden geplunderd. Tijdens zijn zwerftocht kruist de lezer het pad van uiteenlopende wezens als Cleopatra, Hadewych, Jan Ockeghem, Gabriele d'Annunzio, Clara 8 en de moordenaar van Versace om uit te komen bij de even ongrijpbare als eetbare banjoman. '... sublieme verbeeldingskracht ... overweldigend en prachtig ...' (Peter Jongsma, Meander Magazine) 'Onheilspellende sfeer lokt de lezer steeds Hans Dekkers' po'zie binnen.' (Piet Gerbrandy, De Volkskrant) 'We hebben er al met al met Dekkers een echte dichter bij.' (Thomas Mšhlmann, Awater)