Ik maak je kapot. Die zin. Vier woorden. Vlijmscherp. Pijnlijk duidelijk. Elke keer opnieuw. Waarna hij uithaalde. Snoeihard. Elke keer opnieuw. Soms met een enkele klap. Soms minutenlang. Soms waren de klappen minder erg dan de woorden. De woorden. Die vermoordden. Die blijvende letsels veroorzaakten: krassen, kerven, snijwonden. Dat kon niet blijven duren. Dat mocht niet blijven duren. Dat moest en zou hij een halt toeroepen. Eens en voor altijd.