Het is de vierde eeuw na Christus, de jaren van het Romeinse verval. Tegen het fascinerende decor van godsdiensttwisten wordt het leven beschreven van Alexander Marcus Aurelius. Onder invloed van zijn grootmoeder groeit hij uit tot een overtuigd christen, een overtuiging die heel zijn leven beïnvloedt. In tegenstelling tot zijn tweelingbroer Angelo, de realist, de opstandeling, is Alexander een piekeraar, steeds onzeker over zichzelf. Hij gaat op zoek naar de zin van het leven en het waarom van de gebeurtenissen. Ik was een christen is een meeslepend verhaal dat je terugvoert naar het oude Rome, naar een wereld van tradities, machtswellust, slavernij, bloedig geweld en verraad. Het is tegelijkertijd een aangrijpend verslag van een diepe geloofscrisis.