'Groninger Historische Reeks, 3 Dit boek behandelt de bedelorden in de stad Groningen: de Franciscanen en de Dominicanen, en de begijnenconventen, het Vrouw Menoldisconvent, het Vrouw Siwenconvent, en het Convent van de Tertiarissen: het Olde Convent. De eerste vier instellingen vinden hun oorsprong in de tweede helft van de dertiende eeuw; zij vormen, naast de gasthuizen, een uiting van het stedelijke karakter van de nederzetting Groningen. De instelling van de Tertiarissen dateert uit het begin van de vijftiende eeuw. Twee kloosters buiten de stad Groningen, het Dominicanenklooster te Winsum en het kloostertje Ten Hoorn van de Tertiarissen, beide tegen het einde van de zestiende eeuw geïncorporeerd in hun stedelijke tegenhanger, heeft de auteur binnen zijn relaas opgenomen. De ontwikkeling van de bedelorden en begijnhoven wordt in dit boek behandeld tot aan het jaar 1594, waarin zij uit het stedelijke spectrum verdwijnen.Alle instellingen bevonden zich in het noordelijk deel van de oude stad. Sommige gebouwen werden later in gebruik genomen door de Universiteit. Zo hebben de beide begijnconvneten en het Franciscanenklooster gelegen op de plaats waar nu het Academiegebouw en de Universiteitsbibliotheek staan. In het Olde Convent werd het Roode- of Burgerweeshuis gevestigd; van het convent zijn nog bouwkundige restanten bewaard gebleven.Twee vragen staan centraal. De eerste is hoe de beschreven instellingen zich hebben kunnen ontwikkelen en hoe zij zich hebben verhouden tot de religieuze organisatie, de orde. De tweede vraag is die van de verhouding tussen de verschillende instellingen onderling en tot de stedelijke gemeenschap. '