In 1343 trekt Jan van Ruusbroec zich terug in afzondering van het Zoniënbos. Tot zijn vijftigste is hij kapelaan in de Brusselse Sint-Goedele. Nu zoekt hij de stilte om zijn unieke godservaring te beleven en neer te schrijven. Zijn faam als mysticus en geestelijk raadsman verspreidt zich al snel tot ver buiten onze streken. Een becommentarieerde bloemlezing van de meest sprekende passages leidt ons binnen in zijn geschriften. Geen theologische vragen, geen pastorale werken vindt men hier. Wél een groot enthousiasme dat over de eeuwen heen blijft aanspreken.