Philippe Ariès is een van de grote geschiedschrijvers van de beleving van dood en vergankelijkheid. In Het beeld van de dood heeft hij met superieure hand zijn studies op dit terrein samengevat, in woord én beeld. Hij roept de wisselende beleving van onze verhouding met de dood op aan de hand van de beeldende kunst: de grafkunst in de kerken tot in de achttiende eeuw, de religieuze en profane schilderkunst en grafiek, de kerkhofkunst van de negentiende eeuw. De beeldende kunst is de meest rechtstreekse uitdrukking van hoop en vrees, van verwachting en wanhoop, van het niets of van het voortleven dat op de dood volgt, van aanvaarding en ontroostbaarheid. De schone slapers van de Middeleeuwen, de kadavers en skeletten vanaf de vijftiende eeuw, de Vanitas-pedagogiek van de Renaissance en Barok, de schilderingen van hel, hemel en vagevuur, de barokke praalgraven, de familietaferelen en de liefdesdood van de Romantiek: ze markeren de scherpe wendingen in onze sensibiliteit voor levem, dood en voortleven.