Tijdens het bezoek van de koningin aan een Noord-Hollands dorpje gebeurt een tragisch ongeluk. Jaren later is de familie Kaan er nog steeds verdeeld over. In dit magistrale roman schetst Gerbrand Bakker een levensecht portret van deze opmerkelijke familie en van de hoeve waar ze al generaties lang wonen. Op die zomerse zeventiende juni in 1969 staat iedereen voor het polderhuis om de koningin feestelijk te begroeten. De Kaantjes, de zoons van boerderij Kaan, wapperen enthousiast met hun vlaggetjes. Als hun moeder met de kleine Hanne te laat op het feestterrein aankomt, precies op het moment dat de koningin in de auto stapt, streelt Juliana het meisje over haar wang en geeft Anna Kaan koninklijk de hand. Het zou een onvergetelijke feestdag geworden zijn, als de bakker 's middags tijdens een inhaalbezorgronde niet met zijn splinternieuwe VW-busje de in de berm spelende Hanne had geraakt. Als Jan Kaan vele jaren later op een gloeiendhete junidag van Texel komt om de grafsteen van zijn zusje op te knappen, is er meteen weer spanning en stille woede. Is het niet eindelijk tijd om tot de orde van de dag over te gaan? Moet de vergunning voor het graf nog verlengd worden? En hoezo wil niemand aan de kleine Dieke vertellen waarom haar oma al anderhalve dag met een fles advocaat in de oude schuur op het stro ligt en niemand wil zien?