Vanaf midden februari 1924 stromen de karmavoordrachten, de opstellen met de "kerngedachten", de "klasse-uren" - allemaal inhouden en activiteiten die tot stand kwamen uit een voortdurend opzien naar de ware geest van deze tijd, maar zo dat alles in diens geest gebeurde, nog niet in diens uitgesproken naam. Dat wordt opeens anders wanneer Rudolf Steiner de drie Arnhemse karmavoordrachten houdt. De aartsengel Michaël staat op de achtergrond van het tijdsgebeuren hoog in het centrum, net als bepaalde goden in Griekse reliëfvoorstellingen: tussen de menselijke strijders, dirigerend, aanmoedigend, maar zonder zelf in te grijpen. Vanuit deze achtergrond proberen de voordrachten duidelijk te maken wat de eigenlijke inzet is van alle uiterlijke en innerlijke worstelingen van onze tijd, dat wil zeggen van de twintigste eeuw en van de nu plaatsvindende eeuwwisseling.