Het begon aan de voorkant van de nacht. Daarna kavelde de achterkant af. Toen viel er ook nog een gat midden in die korte nacht, en nu is er van de nacht niets meer over en komt de slaap, als ik geluk heb, hoogstens voor een uurtje'. Vergeleken met de grote rampen her en der op de wereld valt de depressiviteit van een individu onder het kopje 'Klein leed'. Betsy Udink beschrijft de depressiviteit van binnenuit: de slapeloosheid, het schuldgevoel, de zelfhaat. Schrijnend zijn haar confrontaties met de buitenwereld en scherp haar aanvallen op de botheid van apothekers en architecten, die patienten in doorzichtige ruimtes te kijk zetten. In haar wanhoop blijft Betsy Udink evenals Renate Rubinstein in haar egodocumenten scherp, geestig en nuchterondanks-alles.