Het is 1933 als opa Luycx de eenjarige tweeling, Greetje en Martje, naar het rooms-katholieke wees- en armenhuis brengt. Twintig jaar later staan de meisjes met hun koffertje op straat, klaar om de maatschappij in te stappen. De nonnen hebben er alles aan gedaan om ze af te leveren als nette katholieke meisjes, die maar één ding ambiëren: trouwen en moeder worden. Maar hoe dachten ze dat eigenlijk te bereiken? Martine van Rooijen beschrijft de jeugd van haar moeder en tante door hen én hun zaalgenootjes dagenlang te laten vertellen. Het resultaat is een indringend en kleurrijk beeld van het leven van jonge meisjes bij nonnen. Het gemis van hun ouders, de lieve en de nare nonnen, het strakke systeem met onredelijke straffen, de lange uren in de kapel, maar ook de sfeervolle katholieke feestdagen en het spelen in de beschutte binnentuin. De oorlog, die met zijn chaos de discipline doorbreekt, de streken die ze als bakvissen uithalen, de angst om naar een heropvoedingsgesticht gestuurd te worden en hun weerzin om te gaan dienen bij 'kakmadammen. Kloosterkinderen geeft een beeld van een periode in de Nederlandse geschiedenis die onherroepelijk voorbij is en waar tegelijk nog veel ouderen een levende herrinnering aan hebben.