Als klein jongetje wordt Daan door zijn moeder voorbereid op het ontsnappen uit het troosteloze en armoedige bestaan. Via hem wil zij de dromen waarmaken, die haar als jong meisje zijn ontnomen. Zij wil Daan behoeden voor de vernederingen van de rijke herenboeren, die de arbeiders domineren. Zijn vader bemoeit zich nergens mee, want het zwaar Christelijk Gereformeerde geloof verbiedt elke vorm van hoogmoed en ambities. Als Daan twaalf jaar oud is, overlijdt zijn moeder aan een slopende ziekte en staat hij er alleen voor. Zijn hele leven staat in het teken van ontsnapping, zonder dat zijn nieuwe bestaan hem echt gelukkig maakt. Maar er is geen weg meer terug. Doorzettingsvermogen en studie brengen uiteindelijk een succesvolle loopbaan, maar het verleden blijft knagen. Een confrontatie is uiteindelijk onvermijdelijk. Dertig jaar na zijn moeders overlijden, bezoekt Daan voor het eerst haar graf.