Dinsdag 5 juli. Politieman Artie Cohen ligt met zijn veertienjarige neefje Billy Farone op het strand van Coney Island. Billy heeft twee weken verlof van het instituut voor jonge misdadigers waar hij al twee jaar verblijft, sinds hij de zwakzinnige jongen Heshey heeft neergestoken. Billy lijkt enorm vooruit te gaan: hij oogt ontspannen, kletst gezellig en eet als een gezonde tiener. Andere mensen reageren soms wat ongemakkelijk op Billy's aanwezigheid en hij krijgt ook geheimzinnige dreigtelefoontjes. Artie wil graag geloven dat Billy beter is, bevrijd van de 'ziekte' en het slechte in hem. Billy is als een zoon voor hem en hij wil hem niet teleurstellen of verraden. Maar hij vertrouwt hem ook niet helemaal … Wanneer er dode lichamen worden gevonden, weet Artie echter niet meer wie of wat hij moet geloven.