Hoe zonderling is een vrouw die op tafel slaapt in haar woonboot en met haar ex-echtgenoot telefonisch de toestand van de wolken bespreekt? Hoe eenzaam de jongen die in een kuil met lege wijnflessen op de hei woont? En hoe eigenzinnig de vrouw die de zwerver onder haar tuinbank wast met biotex? In de verhalen van D. Hooijer zijn vrijwel alle personages zonderling, eenzaam of eigenzinnig. Maar vaker nog zijn ze het alle drie tegelijk. Het is hen onmogelijk om anders te zijn dan ze zijn, hoezeer ze dat soms ook proberen. KRUIK EN KLING is minstens even eigenzinnig als de figuren die erin voorkomen. Alle verhalen, hoe tragisch ze vaak ook zijn, hebben een ondertoon van lichte spot en soms een bijna absurdistisch karakter.