'Ik wil vanavond nog je antwoord. Ik moet straks terug naar Londen. Ik wil weten waar ik aan toe ben.' Hij bleef staan en nam zijn arm van Thera's schouder. Langs de smalle gracht stonden de linden in bloei. De bloesem verspreidde een honingzoete geur. Een knalgele maan dreef op het wateroppervlak. Twee zanglijsters zongen hun kelen schor. Het was een avond om verliefd te worden op iedere redelijke man die langskwam. En Jaap was een redelijke man. Nog diezelfde betoverende lenteavond gaf ze hem haar jawoord. Toen het tijd voor hem werd om naar Londen terug te gaan, liep ze met hem mee naar de voordeur. Hij boog zich naar haar toe en gaf een zoen die op haar oor terechtkwam. Vanaf het trottoir keek ze hem na. Er ging een vreemde siddering door haar lichaam. Het leek alsof ze alles wat er eerder in haar leven was gebeurd van zich afschudde. Ze draaide zich om en liep terug naar de deur. Een lichte bries stak op. Een wolk schoof voor de maan. De lijsters hielden op met zingen. De zoete geur van de linden werd verdrongen door de benzinedamp van zijn auto.