'Wie Amsterdam wil leren kennen... moet Bordewijk gaan lezen,' schrijft Hugo Brandt Corstius in het voorwoord. Van alle steden die in zijn boek een rol spelen neemt Amsterdam de grootste plaats in. F. Bordewijk (1884-1965) woonde er de eerste negen jaar van zijn leven en kwam er later steeds terug. Hij was dol op de stad, vooral op de oudste delen, die hij meestal als geheimzinnig afschildert en waar hij fantastische verhalen omheen weeft. Vrijwel alle beschreven plekken zijn geïdentificeerd en opgenomen in vijf wandelingen. We komen ook langs zijn geboortehuis in de Pijp, passeren het huis waar hij als jongetje heeft gewoond, niet ver van zijn lagere school, en wandelen langs de adressen waar hij als puber gelogeerd heeft. Maar het leeuwendeel van de wandelingen voert langs de locaties die in zijn werk een tweede leven hebben gekregen, zoals het pand dat model stond voor de roman 'Rood Paleis' en het warnet van sloppen uit het verhaal 'Keizerrijk'.