Het minste wat je van de gedichten van Tonnus Oosterhoff kunt zeggen is dat ze eigenzinnig zijn – hij is met geen dichter in het Nederlands taalgebied te vergelijken. Ze zijn even raadselachtig als intrigerend. Er heerst onrust in de wereld van Oosterhoff: verontrusting, angst, verstoring, ontregeling – het hele spectrum van gevoelens aan gene zijde van de positiviteit wroet en woelt. In Leegte lacht</> is het niet anders, maar alles nog heviger dan in eerdere bundels. Het curieuze is dat de gedichten tegelijk een uiterst levendig tafereel vormen, het glinstert en vonkt in Oosterhoffs taal, er is geen regel die de lezer koud laat, integendeel, de vloed van woorden overweldigt hem. Eens te meer bewijst Oosterhoff een van de oorspronkelijkste dichters van dit moment te zijn.