De combinatie van twee studies over Leonardo da Vinci en Nietzsche brengt twee niet al te heterogene figuren bijeen. Beiden leefden in een tijd van omkeer en vernieuwing; beiden waren mannen die een hoge eenzame weg gingen en moedig aan hun overtuiging vasthielden. In zekere zin behoren beiden tot één periode, de periode van het individualisme, dat in de Middeleeuwen was gevormd in de sfeer van christelijke innerlijkheid. Deze periode kwam met de Renaissance tot ontplooiing en bereikte een hoogtepunt bij Nietzsche. Maar deze denker vormt door zijn krampachtige instelling tot het leven toch ook een tegenstelling tot de dynamisch-universele 15e-eeuwer. De studie over Leonardo da Vinci is dezer dagen extra interessant omdat de kunstenaar-uitvinder door de bestseller De Da Vinci Code van Dan Brown weer in de belangstelling is komen te staan. Over de auteur: Karl Jaspers was een Duits filosoof, naast Martin Heidegger grondlegger en grootste vertegenwoordiger van de existentiefilosofie. In Philosophie (3 delen, 1932) beschrijft hij hoe de mens in grenssituaties (dood, lijden, schuld) het gebied van de religie en metafysica betreedt. Ook in Vernunft und Existenz (1935) verdiept hij de filosofie tot een levenshouding.