Om iets te leren denk je in eerste instantie aan school, aan leraar en leerling, aan iets dat binnen plaatsvindt. Door Kierkegaard word je uitgenodigd om naar buiten te gaan, om te kijken naar wat daar simpelweg aanwezig is: een bloem op het veld, een vogel in de lucht. Die bloem en die vogel zijn de leraars. In die grappige verhouding blijkt het mogelijk om van hen nieuwe dingen te leren. Telkens anders, vanuit verschillende invalshoeken. Over jezelf, over de manier waarop je in het leven staat. Kierkegaard is vooral bekend geworden door zijn filosofische werken. Weinig mensen weten dat hij ook een groot aantal toespraken heeft geschreven, waarvan er nog maar enkele eerder in het Nederlands zijn vertaald. Zelf noemde hij ze 'opbouwende toespraken'. In Leren van de lelie en de vogel zijn zes van deze toespraken gebundeld. Oorspronkelijk vormen ze twee bundeltjes van elk drie toespraken. Ze hebben gemeen dat ze de lelie en de vogel als uitgangspunt nemen.