'Para' staat bij Gils naar eigen zeggen voor parabool, paranormaal, paranoia. Maar ook 'grotesk' vindt hij een goeie term om zijn werk te karakteriseren. De groteske, in de lijn van Paul van Ostaijen, Gaston Burssens en Louis Paul Boon, schept een eigen realiteit door de bestaande realiteit ironisch binnenstebuiten te keren. Gils ontwikkelt een systeem van absurde redeneringen en tegendraadse bedenkingen, die formeel wel kloppen en aan de wetten van de logica beantwoorden, maar thematisch de bestaande ordening ontwrichten. Hij ontmaskert de maatschappij met haar eigen, ijzeren logica. Hij doet dat als buitenstaander, die op afstand elke poging tot structurering gadeslaat en grinnikend verslaat. Soms draait hij een 'vlekkeloze' situatie om, en toont de duistere, verborgen zijde. Zijn bundels paraproza, zoals berichten om bestwil (1968), bestaan uit reeksen korte stukjes, waarbij cijfers als selectiecriterium worden gebruikt: tot hier en niet verder. Die grappige compositie en ook de eigen spelling, wijzen op het baldadige, tegendraadse karakter van Gils' proza. De inperking van het paraproza in de annex van de bundel, Finimeuble, tot aforistisch proza, wijst ook in de richting van een oosters aandoende wijsheid. Maar dan een waar hij zelf om lacht.