Het is 1925. Vol verwachtingen gaan twee jonge mensen scheep op het stoomschip de Slamat. Het kersverse echtpaar reist naar het Molukse eiland Ambon waar Ernst de Vreede predikant wordt voor de Indische Kerk. Daar worden ze door het noodlot getroffen: zij overlijdt. Er wordt gefluisterd dat dit tjelaka is, wraak van het eeuwenoude Ambonese geloof. Zeven turbulente en eenzame jaren brengt Ernst als weduwnaar op het eiland Timor en in Holland door. Na een verbroken verloving leert hij op Celebes zijn tweede vrouw kennen. Ze krijgen drie kinderen. Ernst werkt in Batavia en later op Sumatra. Het gezin gaat wonen op Mangalaan 27 in Medan, waar het geluk hun lijkt toe te lachen. Maar de oorlog komt, en deze Hollandse levens in Indië zullen opnieuw een dramatische wending nemen.