Toen de katholieke journalist Mathieu Smedts in 1955 van de Volkskrant overstapte naar het socialistische Vrij Nederland was dat een saai, noodlijdend weekblad. Binnen tien jaar was VN onver zijn leiding een bloeiend en spraakmakend blad dat door de linkse intelligentsia werd gespeld. Smedts' overgang werd door de katholieken gezien als verraad en in de rode beweging ontmoette hij in het begin veel wantrouwen. Hij bleef ondanks al zijn kritiek op de kerk, het geloof van zijn jeugd trouw. Mathieu Smedts had in het verzet tegen de nazi's voor heter vuren gestaan. Hij was wegens spionage ter dood veroordeeld en in afwachting van de valbijl in Duitse tuchthuizen als Nacht und Nebel-gevangene opgesloten. Hoe overleefde hij? Waarom zegde hij zijn glanzende baan als Londens correspondent en starreporter van de Volkskrant op? En vooral: hoe slaagde de Limburgse boerenzoon erin van VN een gezaghebbend blad te maken? Hij gaf journalisten als Joop van Tijn, Rinus Ferdinandusse, Martin van Amerongen en Jan Rogier en medewerkers als Bibeb en Tamar (Renate Rubinstein) alle ruimte, maar uiteindelijk keerden ze zich tegen Smedts die, geplaagd door nachtmerries over de dreigende valbijl, (te) vaak in de drank vluchtte.