In MENSENHEUGENIS wordt aan de hand van talloze egodocumenten een indringend beeld opgeroepen van de wijze waarop verzetsstrijders en politieke gevangenen, joden, Sinti en Roma (zigeuners), Jehova's getuigen, gedwongen tewerkgestelden, krijgsgevangenen, zeevarenden, burgers en militairen uit Nederlands-Indië de terugkeer of komst naar Nederland en hun opvang daarna hebben ervaren. Niet eerder werden de ervaringen van in achtergrond zo zeer verschillende groepen oorlogsslachtoffers in één bundel bijeengebracht. MENSENHEUGENIS verhaalt van de vaak lange en moeizame nasleep van de oorlog. Onbegrip en onwetendheid, wantrouwen en angst, miskenning en achterdocht, in meer of mindere mate kregen degenen die terugkeerden of voor het eerst in Nederland kwamen, hiermee te maken. Werden joden vooral geconfronteerd met onbegrip voor de verschrikkingen die ze hadden meegemaakt in de concentratiekampen en de enorme verliezen die ze hadden geleden, gedwongen tewerkgestelden en krijgsgevangenen werden aanvankelijk met de nek aangekeken omdat ze 'niet waren ondergedoken', en evacués uit Indië moesten niet klagen, want ze hadden het in ieder geval niet koud gehad. De ervaringen verschillen, maar in vele verhalen in MENSENHEUGENIS klinken verdriet en eenzaamheid door.