Al Malik zet een kritische observatie neer van de burgeroorlog die Soedans geschiedenis domineert. In transparante, poëtische taal beschrijft Al Malik op liefdevolle en humoristische wijze de opkomst en het verval van een dictator, zijn land en zijn onderdanen. In een klein dorpje in het noorden van Soedan duikt een oude man op. Hij heeft het land een aantal decennia als dictator geregeerd. Met behulp van een oude kaart zoekt hij naar het huis waar hij is opgegroeid. Het huis is echter ten prooi gevallen aan de oprukkende woestijn. Verloren in zichzelf, op de rand van geheugenverlies, dwaalt de oude man rond. Bedroefd en eenzaam zoekt hij bewijzen voor zaken die hij is vergeten. Hij herinnert zich de gebeurtenissen die hem tot een machtig man maakten. Veel mensen joeg hij tegen zich in het harnas en uiteindelijk leek Safaa, een jonge diplomate, zijn enige vertrouweling. Hij stelde haar aan als minister van Sociale Zaken en vroeg haar meerdere malen ten huwelijk. Toen verdween Safaa spoorloos.